São Paulo cs591

 

 

 

 

 

 

 

 

Kontynuujemy w?tek portugalski. Gitarzyst? Jorge Nuno poznali?my niedawno przy okazji jego ogni?cie rockowych, psychodelicznych improwizacji. Dzi? zapraszamy na spotkanie z ca?kiem wyswobodzon? improwizacj?. Przenosimy si? do brazylijskiego Sao Paulo, gdzie muzyk bardzo skutecznie poszukiwa? interesuj?cych Koneksji artystycznych. W ramach kwartetu towarzyszyli mu w tym zacnym dziele: Rômulo Alexis – tr?bka i elektronika, Victor Vieira-Branco – wibrafon oraz Rafael Cab – perkusja. Nagrania studyjne (data nieznana), pi?? utworów, 42 minuty i 9 sekund.

W ramach introdukcji wyt?umiona gitara i rezonuj?cy wibrafon prowadz? niebanalny dialog. Po minucie brudna tr?bka, wsparta perkusyjnymi zgrzytami, burzy ?ad i sieje dobry ferment. Rodzaj fussion grane bez pi?ciolinii, z ambicjami w zakresie dalece swobodnej improwizacji. Oryginalna, post-psychodeliczna gitara w towarzystwie dalece kompetentnych instrumentalistów. Bez po?piechu, na du?ym luzie, no i tr?bka, która ju? na starcie brzmi niczym upalony klarnet basowy (muzyk b?dzie sia? podobny dysonans poznawczy niemal przez ca?? p?yt?). Drugi numer skaluje dynamik?, a muzycy ochoczo ruszaj? na podbój ?wiata. Aktywny drumming, szybki wibrafon, riffuj?ca gitara, która zaczyna ju? poszukiwa? dubowej przestrzeni. Na fina? tej trzyminutówki ostra kipiel na gryfie. Trzeci numer zaczyna tr?bacz. Jego instrument brzmi tym razem, jak baby toy, gumowa kaczka. Ponownie bystry perkusista i swawolny gitarzysta buduj? dobry flow. Wokó? moc tajemniczych, post-akustycznych d?wi?ków. Nuno zdaje si? sta? nieco z boku, raczej stymuluje m?odszych kolegów do improwizacyjnych bojów. Na fina? tej cz??ci gra jazzowe duo z wibrafonem.

Cz??? czwart?, cho?by z racji d?ugo?ci trwania, uzna? mo?na za kluczow? Koneksj?. Na wej?ciu tr?bka brzmi jak tr?bka! Dwa s?owa ze strony wibrafonu i przyczajona gitara, która grzeje piec. Po niemal trzech minutach Nuno daje sygna? do g?stego galopu. Gar?? psychodelii, tr?bka, która ju? zd??y?a zamieni? si? w saksofon sopranowy, wreszcie czupurna meta sekcja wibrafonu i perkusji. Free rock like fired fussion! W okolicach 7 minuty ma?e wyt?umienie i bardzo udane poszukiwanie nowej formy. Szczypta ambientu z gitary i bukiet bardzo swobodnych improwizacji pozosta?ych instrumentów. W 10 minucie na gryfie strzeliste wichry wojny – prawdziwy popis Nuno, który stanowi introdukcj? to kolejnego galopu. Na fina? odcinka improwizacyjne rozlewisko wy??cznie udanych d?wi?ków. Kto? pod?piewuje, kto? bawi si? przetwornikami gitarowymi. Brawo! Wreszcie pie?? zamkni?cia, równie? rozbudowana czasoprzestrzennie. Tr?bka, gitara na du?ym pog?osie, oddech wszech?wiata. Dla przeciwwagi aktywny drumming i zmys?owe t?o wibrafonu, który brzmi niczym marimba. Zmiana goni zmian?. Ogie? i woda, krzyk i dub. Po 6 minucie plamy psychodelii, a fina?owe wytracanie mocy pod ?wiat?ym przewodnictwem, doskona?ego na ca?ej p?ycie, tr?bacza! Ostatnie d?wi?ki nale?? do gitary, swobodnie p?yn?cej na nostalgicznym pog?osie. Andrzej Nowak (Trybuna Muzyki Spontanicznej)

 

Jorge Nuno is de gitarist van de avant-garde psychedelische band Signs of the Silhoutette, waarvan eerder dit jaar het album Wigwamverscheen. De Portugees speelt ook in Dead Vortex, een kwartet waarin eveneens psychedelische wegen worden verkend, waarbij jazz en vrije improvisatie zich als invloed doen gelden. Een eerdere reis naar Sao Paulo, een stad waar Nuno naar eigen zeggen van houdt en zich thuis voelt, leverde het album Hãl op, waarop de gitarist in duoverband is te horen met de Braziliaanse percussionist Marcio Gibson.
In februari van dit jaar was Nuno opnieuw in Sao Paulo te vinden en dat heeft geresulteerd in een samenwerking met drie Braziliaanse muzikanten, waarvan nu een proeve van bekwaamheid op cd is verschenen. Sao Paulo is de eerste uitgave van de Jorge Nuno Connection, een serie waarin de gitarist samenwerkingen zal aangaan met muzikanten uit verschillende plaatsen op de wereld. De eerste release is alvast veelbelovend.
De muzikanten waarmee Nuno een connectie aangaat zijn Romula Alexis (trompet en elektronica), Victor Vieira Branco (vibrafoon) en Rafael Cab (drums). Het album is uitgebracht onder de naam van Nuno, maar het betreft hier een samenwerking van vier muzikanten waarin ieder een evengrote inbreng heeft. De psychedelische rock wordt naar de achtergrond verschoven ten faveure van vrije improvisatie.
‘Deus-Fim’ opent met samenspel van de vibrafoon en de gitaar, waarbij Branco lijnen legt en Nuno fragmentarisch in de weer is. Alexis’ trompet voegt zich er rustig bij, terwijl Cab de onrustige factor is met schurend en draaiend percussiewerk. De muzikanten zijn niet uit op solospots, maar stellen het samenspel en de daaruit voortvloeiende klanken voorop. Dat wil overigens niet zeggen dat er geen solomomenten zijn. Zo is de vibrafoon met sprankelend spel dominant aanwezig in het eerste stuk. Alexis vervormt het geluid van zijn trompet en weet met elektronische effecten het instrument als een basklarinet te laten klinken. Het zijn dit soort verrassingen die het luisteren naar Sao Pauloeen boeiende belevenis maken.
Het gaat er onstuimig aan toe in ‘Raça-Morro’. De vervormde trompet is op freejazz-achtige wijze in de weer, terwijl vibrafoon en percussie daaronder hun vrije spel spelen. De gitaar van Nuno legt accenten met een paar venijnige akkoorden en verderop borduurt hij daarop voort in langere frasen. De muziek klinkt chaotisch, maar iedere muzikant weet precies wat te doen om de zaak niet te laten ontsporen. Soms scheelt dat niet veel, maar dat maakt de muziek nu net spannend. Het wordt nog gekker in ‘Eco - Conexão’, als Alexis geluiden fabriceert die aan speelgoed voor kleine kinderen doen denken. Cab rommelt daaronder dat het een lieve lust is. Je waant je echt in een kinderspeelkamer. De vibrafoon komt pas na een paar minuten naar voren en de gitaar is het instrument dat met goed geplaatste noten de bedrijvigheid over kronkelige paden leidt. De trompet klinkt verderop als een fluit, in een stuk waarin speels onderzoek wordt verricht.
Daarna volgt het ruim zestien minuten durende ‘Tiro-Viola’, waarin het kwartet alles uit de kast trekt, beginnend met melodieën van de vibrafoon en de ontregelende trompet van Alexis, die met verschillende technieken en met elektronica in de weer is. Nuno zet zijn versterker aan en voegt met distortion een extra laag toe. En dat zijn nog maar de eerste schermutselingen. Zodra Cab met rake klappen invalt, is het alle hens aan dek en regeert de noise van Nuno’s gitaar en Alexis’ elektronisch gemanipuleerde trompet. Branco laveert er tussendoor en zijn spel klinkt door in de kleine gaatjes die in de geluidsmuur zijn te vinden. Na een paar minuten kalmeert de noise, maakt Alexis aanvankelijk vervormd maar later ook clean de melodische dienst uit, terwijl Cab’s oneven ritmische patronen speelt, Branco onverstoorbaar zijn ding blijft doen en Nuno voor psychedelische effecten zorgt. De vrije improvisatie wordt zo nu en dan in een harde rockjas gestoken. Zo valt je in het lange stuk van de ene verbazing in de andere: steeds gebeurt er iets nieuws en tijd om rustig aan een nieuwe richting te wennen, wordt je als luisteraar niet gegund.
Met ruim tien minuten is ook ‘Pai - Mãe’ een vrij lange improvisatie. Nuno en Alexis openen, de eerste met een paar noten die langzaam wegsterven, de tweede zich zeer ijverig op freejazz-terrein begevend. De gitarist verlengt de focus naar a-ritmische patronen, terwijl de trompettist de hogere regionen opzoekt. Vibrafoon en drums vormen de niet te onderschatten onderkant, steeds zoekend naar nieuwe wegen. Nuno speelt een fragmentarische solo, maar is in een mum van tijd overgeschakeld naar een scheurende begeleiding van het vibrafoonspel. Het tempo daalt na zo’n drieënhalve minuut als de vervormde trompet een sombere melodie speelt terwijl de andere muzikanten zich aan de stemming aanpassen. Vooral Nuno laat zich in het stuk van een zeer veelzijdige kant horen, terwijl Branco de onverstoorbare factor vormt, Alexis de wispelturige en Cab de ritmisch inventieve. Het laatste woord is voor de gitarist, die plotseling stopt.
Het album kent geen echt slotakkoord, maar dat past eigenlijk wel bij de verrichtingen van de vier muzikanten, die elkaar constant uitdagen, hoorbaar zoekend spelen zonder zich in te houden of zich te beperken tot het aftasten van elkaars mogelijkheden. De muziek komt zoals die komt en iedere muzikant reageert op de manier die hem geraden voorkomt. Het resultaat is een spannend en afwisselend album van vier aan elkaar gewaagde muzikanten die het beste in elkaar naar boven halen. Opduvel

 

O guitarrista português Jorge Nuno (Signs of the Silhouette, Dead Vortex, Uivo Zebra) começou por documentar a sua ligação com a cena da música improvisada de São Paulo, Brasil, por meio de um disco que teve a intervenção de Márcio Gibson, “Hãl”. Neste, o primeiro de uma série em que o iremos encontrar com músicos de vários países, os seus parceiros são o trompetista Romulo Alexis (também em outros instrumentos de sopro, a exemplo da flauta indígena que ouvimos em “Eco-Conexão” ou do que parece ser um shenai em “Tiro-Viola”), o vibrafonista Victor Vieira Branco e o baterista e percussionista Rafael Cab. “São Paulo” é o título em que Nuno mais se distancia da matriz psicadélica do seu trabalho guitarrístico e aquele também em que, de toda a sua discografia, mais se afoita em territórios conotados não só com a prática da livre-improvisação como de um jazz finalmente explicitado. Este é ainda o álbum em que mais lida com dinâmicas e espaços, só por si uma boa notícia.

Se, como seria inevitável, o rock desponte aqui ou ali, ainda que por via de referenciações no kraut dos Ash Ra Tempel e não nas “trips” sonoras de uns Hawkwind, o que aqui ouvimos parece derivar da filosofia “multikulkti” de Don Cherry e de alguns dos postulados Chicago Underground de Rob Mazurek. Pouca relação tem, curiosamente, com o São Paulo Underground deste último, muito mais sustentado nos códigos de um “fazer brasileiro” do que aquilo que vem registado neste CD. As únicas passagens que regionalizam a música proposta encontramo-las em “Eco-Conexão”. “São Paulo” vai crescendo em intensidade à medida que os temas avançam e termina em grande com “Pai-Mãe”, convencendo-nos de duas coisas: que Jorge Nuno se tornou num músico incontornável e que é urgente conhecer melhor os improvisadores do Brasil. REP

 

O guitarrista Jorge Nuno (Signs of the Sillouette, Dead Vortex) dá início a seu projeto “Connection” com este São Paulo. Como indica o título, Nuno gravou com músicos brasileiros, mais precisamente, artistas residentes em São Paulo. Ao lado da guitarra de Nuno estão trompete (Rômulo Alexis), vibrafone (Victor Vieira-Branco) e bateria (Rafael Cab) – todos instrumentistas bem ativos que têm ajudado a cena local a se manter viva e produtiva. Nuno é o artista português que mais passa pelo Brasil, devido a seu trabalho extramusical, em uma companhia aérea, e por isso é especialmente gratificante vê-lo desenvolvendo projetos com músicos daqui, ou seja, suas passagens pelo país têm sido produtivas artisticamente – anteriormente, gravou um instigante duo com o baterista paulistano Marcio Gibson, "Hãl". Sobre a série Connection, diz Nuno: "Is a serie of connections with musicians from several places around the world and the perception of each of them when playing together... The knowledge of the place and the people we meet along the way is the most important of all". Esta conexão com a cena paulistana rendeu cinco temas, em pouco mais de 40 minutos de improvisação livre. Logo na abertura, "Deus-Fim", somos levados por um tema de profunda beleza, em que as intromissões pontuais e espaçadas da guitarra e o trompete tocante de Alexis nos remetem a cenários entorpecentes, espécie de câmera lenta de uma cidade ritmicamente insana como a que vivemos. Esse tom marca também "Tiro-Viola", a mais extensa com seus 16 minutos, apesar de tanto trompete como guitarra estarem em voltagens mais faiscantes (os efeitos criados por Nuno são especialmente impactantes, a destacar quando a música esquenta lá pelos 3 minutos, com cordas e sopro em seus momentos mais furiosos). Por trás disso tudo, o vibrafone de Vieira-Branco pincela a atmosfera com sons por vezes enigmáticos, entrecortados pela bateria detalhista de Cab, que ocupa os espaços sem se sobrepor de forma muscular. As conexões Portugal-Brasil deveriam ser, sem dúvida, muita mais intensas e rotineiras. Fabricio Vieira (Free Form, Free Jazz)

 

“Sao Paulo Connection” is out on “Creative Sources” label. Album was recorded by “Jorge Nuno Connection” – it’s a quartet which music is based on the main elements of avant-garde jazz. Here four featured jazz masters play together – it’s Jorge Nuno (guitar), Romulo Alexis (trumpet and electronics), Victor Vieira Branco (vibraphone) and Rafael Cab (drums). The basics of avant-garde jazz, experimental jazz, free improvisational and sonoristic experiments contain the main stylistic base of these musicians compositions. The improvisers like to get on adventurous wild free culminations, striking, furiosu and blowing riffs, spontaneous solos and stunning sound experiments. New ideas, fresh sound, original and inventive conceptions, bright and moving stylistic allusions also are very important elements of the musical pattern. The musicians find the suitable way how to fuse together special effects, experimental and traditional ways of playing, integrate the innovations without forgetting the roots and main principes of avant-garde jazz – all that makes an effort to astonishing and expressive sound.
“Sao Paulo Connection” is an example or great and organic collaboration between four great jazz masters. All together jazz masters are getting on adventurous culminations, corresponding to each other’s playing, dive in stunning sound experiments, meditative minimalistic samples or relaxing pauses. The music is a mix of the newest innovations of avant-garde and experimental jazz, gently blended up with the roots of 1960’s avant-garde jazz. The tunes related to bebop, post bop, hard bop and other modern jazz styles, bring energy, drive and contrasts to the compositions. The traditional sounds, rhythms and melodic intonations of ethnic Southern American countries music, make an exotic, bright and innovative sound. The melody line is strong, bright, emotional and passionate. Dynamic, effective and perturbating rhythmic section is gently corresponding to the melody line. These two sections contain the base of whole musical pattern in each composition. Gorgeous and colorful background is created by using all kinds of ornaments, timbres, fascinating sonoristic and timbral experiments, passages, rolls, blow outs, glissando and other coloristic elements. The instrumental section is just impressive – it’s an artsy and organic mix of experimental, innovative, awakening, home-made, exotic, rare, weird, natural aand classical ways of playing. Expressive virageous solos, remarkable emotional melodies, Brasilian music rhythms, free improvisations and spontaneous experiments contain the main base of guitarist’s Jorge Nuno music. Here silent pauses meet dramatic culminations, bright and expressive melodies go straight down to relaxing or minimalistic samples, sophisticated, deep and slow episodes are changed by extremely furious, loud, perturbating and luminous riffs. Change of emotions, sudden turns, bright and evocative playing mannerm drive, expression and vividness make an effort to original and luminous sound. Jorge Nuno keeps the base of the melody line, brings energy and drive to the music and creates an impressive melody line on all the compositions. Dynamic, furious, growling, waining, roaring and vibrant trumpet accompagnied by special effects and noisy, peculiar and modern electronics has an evocative sound. It’s played and improvised by Romulo Alexis. Improviser has an innovative point of view – he doesn’t hesitate to make provocative or radical musical decisions to get an exciting, evocative and fresh sound. Exotic tunes, expansion of technical abilities, research of peculiar and strange timbres, special effects, luminous flowing melodies, passionate transcendental passages and roaring driving blow outs – Romulo Alexis manages to combine all these elements to one place. Synth tunes, special effects, modifications and alterations, loops, ambient, glitch are used here, as well as the other electronics. That makes an effort to driving, surprising and interesting melody line, as well as hypnotysing and effective sound. Rhythmic section is bright and contrasting – it’s kept by drummer Rafael Cab and vibraphone player Victor Vieira Branco. Every little piece and element has its own place here – it’s an organic mosaic of nervous bebop, aggressive hard bop, complicated and modern post bop rhythms who grow out to radical culminations, roaring and perturbating riffs, vibrant culminations, driving sessions and impressive free improvisations. Energetic and effective drums improvisations are gently illustrated by gorgeous vibraphone’s tunes. It’s used as a coloristic and brings soft, vivid, light and remarkable tunes. The music of this album has a fresh, hypnotising and expressive sound. Avant Scena

 

[…] Meanwhile São Paulo’s Jorge Nuno Connection extends its variations with detours into ethic and electronic impressions, with the band built around a core of Nuno’s guitar, Romulo Alexis’s trumpet, Victor Vieira-Branco’s vibraphone and Rafael Cab’s percussion. Nuno is actually Portuguese and has worked on film sound tracks and with players such as Frank Rosaly and Hernani Faustino. The others, all Brazilian, are involved in multimedia projects and other forms of music, but are members in good standing of São Paulo’s free improvisation and Free Jazz scenes.
[…] Swing is at a premium on SaoPaulo though as droning processes that seem to involve the trumpet and guitar distort the few straightforward narrative flutters which advance the tracks. By “Eco-Conexao”, which like the four other tunes is a group improvisation, the music expands to bring in other currents. Alexis moves from crying infant and rooster crowing approximations on the trumpet to tonguing disconnected reed quivers which intersect with vibraphone crackles and cranks, sliding percussion pops and irregular guitar frails. The centerpiece of the disc is “Tiro-Viola”, which is nearly four times longer than the other tracks. Building up to a crescendo with group output so dense and opaque that individual textures find it almost impossible to breech it, the instant composition is first established with brass growls and toots seemingly escaping from a metal sheet pressed against the trumpet bell, on-off pressure from the guitarist, the hint of an electronic drone and associated patterning from vibes and drums. Quickly exploding the constructed calmness with an explosion of disconnected bagpipe-like bellows from Alexis, vibe decoration and aggressive drum raps contribute to the polyphonic mishmash. By mid-point even as a trumpet strategy attempts to re-establish a chromatic line, ruggedly stressed guitar fingering and slapping double bass sweeps create a climatic opaqueness, which only subsides into echoes and forward motion by the end.
All that can follow is more textural virtuosity displayed on the concluding “Pai-Mae” as Alexis’ waves of plunger tones expand and inflate while Nuno’s slurred fingering and single-string stabs do the same, while a carpet of timed patterns from Vieira-Branco’s thickened pings and Cab’s kettle-drum-like smacks and cymbal variations yoke the others to a satisfying finale. Ken Waxman (JazzWord)